Een eerdere versie van dit artikel is reeds verschenen in Ons Erfdeel No 4 november 2018
Er is één ontwikkeling in de Indonesische taal die zo wijdverbreid is dat het me dwarszit en me ongemakkelijk maakt. Het is de vermenging van de nationale taal met het Engels. Toegegeven, dit is niet nieuw. Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw doen mensen dit al. In die tijd was het aantal mensen dat de taal mixte nog klein en elke keer als er Engelse woorden of termen werden ingevoerd voelden de gebruikers meestal nog een behoefte om het in het Indonesisch te vertalen. De laatste tijd zijn er echter steeds meer mensen die ik bestempel als verengelst (keminggris in het Javaans) omdat ze niet meer de behoefte tonen om Engelse woorden te vertalen. Alsof het allemaal al in het Indonesisch is opgenomen en iedereen het wel zal begrijpen.
Zes vrouwelijke sprekers waren te zien in het programma “Vrouwen en zelfmoordterroristen”, uitgezonden door KompasTV op 17 mei 2018 naar aanleiding van de bomaanslagen in Surabaya, Oost-Java, waar vrouwen en hun kinderen bij betrokken waren. Vrijwel alle sprekers mengden het Indonesisch met het Engels. Slechts één van hen deed dat niet. De eerste spreekster gebruikte in haar eerste zin al drie Engelse woorden: nature, caring en loving in een overigens volledig Indonesische zin. Alsof ze deze spreekster wilde overtreffen, gebruikte de volgende de Engelse term ‘indirect learning’, met een overduidelijk Javaans tongval. Toen ik naar dit praatprogramma keek, bleef ik me voortdurend afvragen waarom ze dergelijke Engelse termen gebruikten, terwijl er toch goede Indonesische termen bestaan? Bij deze mengeling van talen moet er één sneuvelen. En het minder kosmopolitische publiek zal ook afhaken.
Op een groot spandoek tijdens een verkiezingscampagne voor de gouverneur van Oost-Java, in april jongstleden, stonden de woorden ‘Meat and Great’. Een lachwekkende fout, omdat de gouverneurskandidaten toch niets met vlees te maken hadden! Waarom zo’n verkeerde Engelse term waaruit bleek dat men geen Engels verstond? Waarom werd het Indonesische ‘temu kangen’ niet gebruikt?

Hoe verklaren we deze taalmengelmoes? Waarom gebeurt het? Indonesiërs zijn toch geroemd om hun nationalisme? Ligt nationalisme niet ten grondslag aan een volledig onafhankelijk Indonesië van het Nederlandse kolonialisme? Hoe zit het met het taalnationalisme? Betekent dit dat Indonesiërs geen nationalisten meer zijn? Dit artikel probeert deze vragen te beantwoorden en probeert uit te leggen hoe dit fenomeen verengelsing tot stand is gekomen.
***
Buitenlanders die iets van de Indonesische geschiedenis kennen, zullen wellicht denken dat Indonesiërs dichter bij het Nederlands zullen staan dan bij het Engels. Was het niet gedurende tenminste drie eeuwen dat de Nederlanders de Indische archipel als hun kolonie beheersten? Hoe kan het dan toch dat vandaag de dag Indonesiërs zo Engels minded zijn geworden? In tegenstelling tot Singapore en Maleisië, die onafhankelijk zijn geworden van de Britse koloniale overheersing, stond Indonesië slechts vijf jaar onder Britse heerschappij, tussen 1811 en 1816, het zogenaamde Engelse interregnum (behalve Benkoelen in Zuid-Sumatra dat pas in 1824 door de Britten weer aan Nederland werd overgedragen). De rest van Indonesië was een Nederlandse kolonie, zelfs de grootste kolonie van een van de kleinste landen in Noord-Europa. Hoe kan het dan dat Indonesiërs geen Nederlands spreken, terwijl Oost-Timor nog steeds Portugees spreekt (ondanks het feit dat het 24 jaar bezet is geweest door Indonesië)? Is het waar dat de Nederlandse taal werd verdreven dankzij het opgelaaide Indonesische nationalisme, dat de erfenis van het kolonialisme grondig heeft uitgewist?
De Engelse taal is sterk, zelfs dominant in de internationale communicatie. Bij de meeste internationale contacten wordt deze taal nu gebruikt. Zelfs de Fransen, die ooit het Engels hebben afgewezen, hebben hun weerstand overwonnen om deze taal te gebruiken. Jonge Fransen spreken tegenwoordig Engels, iets wat in de vorige generatie niet zo was. De rol van het Engels als internationale taal kan geweldig groot zijn, maar iemand die geïnteresseerd is in geschiedenis, zoals ik, wil ook terugkijken in de geschiedenis. Maleisiërs en Singaporezen zijn opgeleid in het Engels, Timorezen in het Portugees, Filippijnen in het Spaans (tot eind 19e eeuw om vervolgens over te schakelen naar het Amerikaans). Zijn Indonesiërs ook net zo opgeleid in de taal van de kolonisator, het Nederlands? Hoe lang duurde het Nederlandse onderricht in de archipel? Hoe zit het met de taal van de Nederlands-Indische regering? Klopt het, dat dat altijd het Nederlands was? Ik vraag me af waarom het Nederlands, in tegenstelling tot het Engels in Maleisië en Singapore of het Portugees in Oost-Timor, niet in Indonesië is geworteld? Waarom spreken Indonesiërs geen Nederlands en hoe kunnen ze zo gemakkelijk overschakelen naar het Engels? Door te proberen het allemaal te achterhalen, hoop ik tot een diepere, meer plausibele en meer overtuigende verklaring te komen voor de symptomen van taalvermenging in Indonesië — iets wat ik afkeur.
Toen het nog het Maleis heette, had de Indonesische taal altijd samengeleefd met andere talen. Niet alleen met lokale talen, maar ook met het Nederlands. Ik ben opgevoed door mijn grootouders in Malang, Oost-Java, in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw, en hoorde drie talen om me heen: het Nederlands, Javaans en Indonesisch. Mijn grootouders spraken Nederlands met elkaar, want ze gingen naar Nederlandse scholen en daarna werkten ze als leerkrachten die op school Nederlands spraken. Misschien waren mijn eerste woordjes wel Nederlandse en geen Javaanse. Mijn grootouders leerden mij dus het Nederlands, niet alleen verbaal, maar ook schriftelijk. Het Javaans kreeg ik in de dagelijkse omgang mee, terwijl ik het Indonesisch pas op school leerde. Omringd door deze drie talen, leerde ik echter ook om ze niet door elkaar te halen. Het Nederlands gebruikte ik om met mijn oma en opa te communiceren en ook met een aantal van hun vrienden. Het Javaans, dat ik aanvankelijk alleen in het dagelijkse leven gebruikte, heb ik later ook op school geleerd, netals het Indonesisch. Mijn oma benadrukte dat velen die het Javaans en het Indonesisch spreken geen Nederlands begrijpen. Op school leerde ik later ook Engels (vanaf de vijfde klas van de basisschool) en Duits (op de middelbare school). De leraren van deze talen stonden er altijd op dat we goed Engels of Duits moesten spreken en deze talen niet te mengen. Wie dat doet getuigt van een gebrek aan vermogen om een taal goed te spreken.
Ik ben me er terdege van bewust dat mijn beheersing van het Nederlands uitzonderlijk is. Mijn eigen generatie en zelfs de generatie van mijn leraren spreken geen Nederlands meer. Er zijn natuurlijk uitzonderingen, namelijk de Indo’s, de gemengdbloedigen, die nog altijd Nederlands spreken, en ervoor hebben gekozen om in Indonesië te blijven wonen. Ik had drie Indo schoolvrienden en met hen sprak ik vaak Nederlands, vooral wanneer we met elkaar waren en er geen anderen waren die het Nederlands niet beheersten. De algemene spreektaal op het schoolplein was echter altijd Javaans. Het is onvermijdelijk dat de voormalige koloniale taal steeds minder gebruikers heeft. Toen ik in 1980 mijn opleiding aan de universiteit in Salatiga in Midden-Java voortzette, kon ik nog steeds Nederlands blijven spreken, niet alleen met de oudere generatie en de jongere generatie Indo’s (ik had er een Indo studievriend), maar ook met een aantal van de Nederlandse docenten die er werkzaam waren. Ik gaf in die tijd ook Indonesische les aan de kinderen van een docent. In deze tijd zag ik met lede ogen dat het aantal Nederlands sprekenden in Indonesië snel afnam, terwijl het gebruik van het Engels juist snel toenam.
Toen ik in 1987 naar Nederland verhuisde om voor de Indonesische afdeling van de Wereldomroep te werken, had ik geen enkele moeite om Nederlands te spreken. Ik heb slechts twee weken cursus Nederlands gevolgd bij het Regina Coeli Instituut in Vught. Het hoofd van de afdeling vond toen dat ik het Nederlands voldoende beheerste. Daarbij kwam dat ik in mijn werk toch niet in het Nederlands hoefde te gaan schrijven. Wel moest ik scripts die in het Nederlands waren geschreven naar het Indonesisch vertalen. Ik was het daarmee eens, en daarom is mijn vaardigheid om in het Nederlands te schrijven minder goed. Dit is een resultaat van het niet op school leren van het Nederlands.
In Nederland ben ik me gaan bezighouden met de geschiedenis, vooral met wat we in Indonesië het Nederlandse tijdperk (zaman Belanda) noemen. Ik kwam tot het besef dat alleen in Indonesië de taal van de voormalige kolonialisten niet wordt gesproken, terwijl dat in andere landen wel het geval is. Ook in Zuidoost-Azië is dit patroon duidelijk. Zo bleef men in de voormalige Britse koloniën Maleisië en Singapore wel Engels spreken. Veel auteurs in die twee landen schrijven in het Engels. Evenzo in de Filippijnen, dat aan het einde van de 19e eeuw door Spanje werd overgedragen aan Amerika. Tot nu toe zijn er veel Filippijnse schrijvers die in de taal van de voormalige kolonisator werken. Oost-Timor is het volgende voorbeeld dat, toen het onafhankelijk werd van de Indonesische bezetting, wederom de Portugese taal koos. Vietnam, Laos en Cambodja zijn misschien geen goed voorbeeld van het gebruik van de taal van de voormalige Franse kolonisator. Deze landen hebben gekozen voor hun eigen nationale taal, en het Frans wordt er nauwelijks meer gebruikt. Ik weet niet zeker of er schrijvers zijn in wat toen Indochine heette die nog in het Frans publiceren. Voor andere voormalige Franse koloniën wend ik me liever tot de Maghreb, de drie landen in Noord-Afrika, Marokko, Algerije en Tunesië. Het hoger onderwijs in deze landen is tweetalig: Arabisch en Frans. De Marokkaanse schrijver Bensalem Himmich schrijft zijn romans afwisselend in het Frans en het Arabisch.

In Indonesië gebeurt dat laatste helemaal niet meer. Tegenwoordig spreekt niemand meer Nederlands in Indonesië en geen enkele Indonesische schrijver schrijft nog in het Nederlands. In het verleden waren er minstens drie auteurs die wel boeken in het Nederlands publiceerden: R.A. Kartini (1879-1904), Noto Soeroto (1888-1951) en Soewarsih Djojopoespito (1912-1977). Hun boeken worden ook in Nederland erkend als literaire werken. Omdat er tegenwoordig geen Indonesische schrijvers meer zijn die in het Nederlands publiceren, ben ik geneigd deze drie auteurs toch een uitzondering te noemen. Voor mij zijn hun boeken die in het Nederlands verschenen een historisch ongeluk.
Waarom is Indonesië het enige land ter wereld dat de taal van de voormalige kolonisator helemaal niet meer gebruikt? Ik was er aanvankelijk van overtuigd, volgens het historische fanatisme dat ik uit Indonesië had meegenomen, dat het Indonesische nationalisme erin was geslaagd de Nederlanders en alles wat naar Nederland riekt te verdrijven. Vooral dankzij de Soempah Pemoeda (eed van de jeugd), die in 1928 door jonge nationalisten werd afgelegd, werd het Nederlands niet meer gebruikt in Indonesië. De jongeren spraken toen af: één land, één natie en één taal. Maar beetje bij beetje verlaat ik deze overtuiging, die mijns inziens geen historische basis heeft.

Ten eerste ontdekte ik dat Soewarsih Djojopoespito haar roman Buiten het gareel in 1940 publiceerde, 12 jaar na aflegging van de eed van de jeugd. Had Soewarsih toch in het Indonesisch moeten schrijven en loyaal blijven aan deze eed? Waarom heeft ze haar nationalistische roman toch in de taal van de overheerser geschreven? Toen besefte ik ook dat mijn grootouders en velen van hun generatie tot hun dood Nederlands bleven spreken, en ik hun erfenis kreeg als iets speciaals omdat mijn generatie geen Nederlands meer spreekt. Hierdoor ben ik ervan overtuigd dat de Soempah Pemoeda (eed van de jeugd) geen voldoende reden is voor de verdwijning van het Nederlands uit Indonesië.
In het midden van deze zoektocht zag ik een interview met Benedict Anderson op de Nederlandse televisie. Deze beroemde expert van nationalisme zei dat Indonesië de enige kolonie in de wereld is die werd bestuurd zonder gebruikmaking van een Europese taal. Bovendien zei hij dat Indonesië niet door de staat werd gekoloniseerd, maar door een bedrijf, de VOC. Dit interview opende mijn ogen.
De VOC overheerste Oost-Indië met het principe van kostendrukken, de kosten moesten zo laag mogelijk worden houden. Het principe van het bedrijfsleven is, waar en wanneer dan ook, dat de kosten zo laag mogelijk moeten worden gehouden om de winst te maximaliseren. Natuurlijk zijn er nog andere manieren die de VOC hanteerde om winsten te genereren, zoals het monopolie van specerijen dat met geweld werd verkregen. Door deze VOC-beleidslijnen kreeg het Nederlands geen kans zich te verspreiden. Een dergelijke inzet kostte immers veel geld. Het was goedkoper om VOC-medewerkers te verplichten het Maleis, het embryo van de Indonesische taal, te leren. Anderson had gelijk: Oost-Indië was de enige kolonie ter wereld die niet in een Europese taal werd geregeerd. Nogmaals, dit kwam omdat Indië oorspronkelijk gekoloniseerd werd door handelsbedrijven, niet door de staat. Toen de VOC in de late 18e eeuw failliet ging, nam de Nederlandse staat de macht over, maar dit gebeurde wel met voortzetting van de VOC-taalpolitiek door Den Haag. Weliswaar spraken de Europeanen in Batavia Nederlands en werd het Portugees verdreven (tot die tijd was Portugees de tweede taal in de hoofdstad, na het Maleis), maar het gebruik van het Nederlands werd niet verspreid. Nogmaals, het was de taalpolitiek van de koopman. Het was goedkoper om het Maleis aan Nederlanders te leren dan het Nederlands door de bevolking te laten spreken.
Zo waren kandidaat-ambtenaren verplicht Maleis te leren, terwijl het Javaans (de tweede taal met de meeste gebruikers in de kolonie) optioneel was. In de 19e eeuw was de ambtenarenopleiding in Delft eerst nog een beroepsopleiding, maar later verhuisde de opleiding naar de universiteit van Leiden en werd het een academische opleiding. Beide talen (inclusief adatrecht en andere wetenschappelijke kennis over de koloniën) werden onderwezen binnen de Faculteit Indologie, een voorloper van de huidige Indonesië-studies.
Als kolonisator heeft Nederland Indië voortdurend uitgeput en heeft het de kolonie nooit verplicht Nederlands te gebruiken. Het excuus was altijd dat Indië in het Maleis al een voertaal had. Maar dat was ook het geval in de Maghreb, dat al Arabisch als voertaal had, terwijl de Fransen daar hun taal verplicht oplegden. In de koloniën moest men worden opgeleid zoals in het moederland. Zo was de koloniale politiek van Frankrijk, die bekend stond als mission civilisatrice. Dit hield in dat onderwijs in de koloniën moest worden verspreid, inclusief het Frans. Dit was een idee van Leroy Beaulieu dat hij in 1874 verkondigde. In 1890 lanceerde Parijs de politiek dat het Frans in de koloniën als tweede voertaal zou worden gebruikt. Dit betekent dat de Franse taal de kans kreeg om wortel te schieten in de koloniën. Daarom is het Frans nog steeds de tweede taal in de Maghreb, ook na de onafhankelijkheid van deze voormalige kolonie, naast het Arabisch. Het verbindt ook Maghreb met de internationale wereld. Men kan gerust zeggen dat andere koloniale mogendheden, zoals Engeland, Spanje en Portugal, hetzelfde beleid voerden, anders dan Nederland.
Nederland putte Indië onophoudelijk uit, onder andere via het Cultuurstelsel in de 19e eeuw. Pas in het begin van de 20e eeuw besefte Den Haag de noodzaak van het verspreiden van het Nederlands en startte de zogenaamde Ethische Politiek. In die tijd zag Den Haag in dat het Frans, het Engels en het Spaans in veel regio’s en continenten de voertaal waren geworden. Den Haag was hierdoor geïntrigeerd en vroeg zich af of ze de koers die de andere kolonisatoren in de 19e eeuw al hadden ingezet moesten volgen. Ze besloten het inderdaad te doen en begon het onderwijzen van het Nederlands met de opening van de H.I.S. (Hollandsch Inlandsche School) in 1914, een basisschool voor de Inlanders. Maar dit kwam duidelijk te laat en het was halfslachtig, aangezien middelen vooral aangewend werden voor uitbreiding van het gezag in de buitengewesten.
De H.I.S was namelijk bestemd voor kinderen van de inlandse elite en het Nederlands bleef ook daar de tweede taal en werd er dus niet de voertaal. Dit betekent dat het aandeel van het Nederlands kleiner was in vergelijking met dat op de E.L.S. (Europeesche Lagere School), de basisschool voor blanke kinderen van Europese afkomst. De E.L.S. werd ongeveer een eeuw eerder geopend, in 1817 om precies te zijn, en was wel volledig in het Nederlands. Er werden soms bij uitzondering niet-Europese kinderen toegelaten, maar dat waren natuurlijk geen gewone burgerkinderen, maar kinderen van vooraanstaande edellieden die goede contacten onderhielden met hoge koloniale ambtenaren. Een van hen was Kartini. Dankzij de E.L.S. werd deze regentendochter uiterst bekwaam in het Nederlands, zoals blijkt uit de brieven die zij naar vrienden in Nederland stuurde. Het is duidelijk dat Kartini een uitzondering was, ook omdat ze zo getalenteerd was en zo makkelijk vreemde talen leerde spreken. Buiten Kartini en haar zussen bleef het Nederlands voor inlanders dus een elitaire taal.

Het onderwijzen van het Nederlands in Indië heeft dus eigenlijk maar minder dan 30 jaar geduurd, tot het begin van de Japanse bezetting in 1942, die het einde van Nederlandse kolonialisme inluidde. In deze korte tijd heeft de koloniale taal geen wortel kunnen schieten in Indonesië. Een kleine elite die wel Nederlands sprak kon onmogelijk deze taal nalaten aan de volgende generatie. Nogmaals, in mijn geval vormden mijn grootouders een uitzondering en ik was het enige kleinkind van hen die het Nederlands van hen erfde. Mijn jongere broers en zus hebben van hen het Nederlands niet geleerd, laat staan mijn eigen generatie. Het uitroepen van de onafhankelijkheid in 1945 vormde de doodsteek voor het Nederlands.
Interessant is dat in Suriname, de andere Nederlandse kolonie met een veel kleinere bevolking dan Indië, het Nederlands wel verspreid werd. Suriname had geen voertaal, zo luidde de reden achter dit besluit. Dat mag dan waar zijn, maar als de bevolking van Suriname even groot was geweest als in Indië, zou het maar zeer de vraag zijn of Nederland zo vrijgevig zijn geweest met het verspreiden van zijn taal. In deze kolonie had men ook kunnen worden aangemoedigd om Spaans te gebruiken, net als andere Latijns-Amerikaanse landen in de regio.
Het moge duidelijk zijn dat de Nederlandse taalpolitiek, bij gebrek aan een toekomstvisie, er niet in is geslaagd het Nederlands tot een internationale taal te maken. De taal wordt slechts gesproken in Nederland, Vlaanderen, Suriname en het Caraïbisch gebied, door minder dan 25 miljoen mensen. Stel je je voor dat Indonesië ook Nederlands sprekend zou zijn, dan zou een aantal van 300 miljoen mensen worden bereikt. Zeker niet gering! De mogelijkheid daarvoor heeft ooit bestaan, maar helaas heeft de VOC-mentaliteit de Nederlanders geen lange-termijn visie bezorgd.
Interessant is dat in 1939 een Franse hoogleraar een somber beeld schetste van het Nederlands in de grootste kolonie. “Cinquante ans après, le hollandais aurait cessé de jouer un rôle social, qu’il soit, dans ce qui pendant plus de trois siècles aurait été territoire néerlandais”, zo schreef George-Henri Bousquet in zijn boek over de Nederlandse koloniale politiek in de archipel, getiteld: La politique musulmane et coloniale des Pays-Bas. Natuurlijk was Bousquet genereus, want in feite speelde het Nederlands in de jaren zeventig al geen rol meer in Indonesië en dat was nog eerder dan hij had voorspeld.
Wanneer Nederlandse toeristen Indonesië bezoeken, zijn ze al blij met het horen van woorden als ‘handdoek’, ‘asbak’, ‘schokbreker’ en andere Nederlandse woorden die in het Indonesisch zijn opgenomen. Alleen, ze weten niet dat er steeds minder Nederlandse leenwoorden zijn in het Indonesisch. Zo gebruikt men tegenwoordig diskon (van het Engels discount) en geen korting, down payment (meestal ingekort als DP) in plaats van persekot (afkomstig uit voorschot). Om met de Indonesiërs te spreken moeten ze een derde taal gebruiken, namelijk het Engels. Dit is dus heel anders dan in de Maghreb, Mali of andere voormalige Franse koloniën. Daar spreken ze vloeiend Frans en hoeft men niet naar een derde taal te zoeken om de bezoekende Franse toeristen te begroeten. En als ze naar Frankrijk gaan, kunnen ze ook direct het Frans gebruiken. Interessant is het geval van Mamoudou Gassama, die in Frankrijk belandde zonder geldige papieren. Hij werd afgelopen mei wereldberoemd door zijn heldhaftige redding van een aan een balkon bungelend kind. Natuurlijk spreekt hij vloeiend Frans. De volgende dag werd Gassama verwelkomd in het Elysée-paleis voor een audiëntie door president Macron, en natuurlijk spraken ze Frans. Dit komt omdat het Frans nog steeds wordt gesproken in Mali, het thuisland van Gassama. Er zullen zeker geen Indonesische immigranten zijn die na minder dan een jaar in Nederland zo vloeiend Nederlands spreken, zelfs als ze over geldige papieren beschikken.

***
Hier kan worden geconcludeerd dat er nooit een echte rivaliteit is geweest tussen het Nederlands en het Maleis (later Indonesisch) in de archipel. De koloniale taal heeft nooit de taal van de kolonie verdrongen. Men kon nog steeds in het Maleis spreken zonder de verplichting om de taal van de overheerser te spreken. Sterker nog, de Nederlanders richtten het Instituut voor de Volkslectuur op, dat naast het publiceren van boeken in het Maleis en andere regionale talen het Maleis zelfs hielp ontwikkelen en standaardiseren. Het instituut was belast met het toezicht op het gebruik van de Van Ophuysen-spelling die in 1900 werd toegepast. Maar dat werd niet als een beperkingen ervaren aangezien het Maleis nog steeds kon worden gebruikt. Dit was duidelijk anders dan bij het overheersen van grondgebied en het besturen daarvan. Het Nederlandse kolonialisme werd altijd aangeduid in termen van bezetting van het Indonesische territorium en de natie. Van de drie elementen van de eed van de jeugd, namelijk land, natie en taal, werd feitelijk alleen het land en de natie gedomineerd door Nederland. Inlanders waren in de kolonie burgers van de derde klasse, na de Europeanen en de Vreemde Oosterlingen. Hun taal werd niet ervaren als gedomineerd. Dit is belangrijk, want het is de sleutel tot het verklaren van het hedendaagse probleem van taalnationalisme en de verengelsing van het Indonesisch.
Het feit dat het Maleis altijd werd gesproken in Indië en het feit dat het Nederlands nooit aan Indonesiërs is opgelegd, betekent dat voor Indonesiërs taalnationalisme geen strijdpunt was. Sterker nog, Indonesiërs hebben nooit taalnationalisme gekend in hun nationalistische strijd tegen de Nederlandse overheersing.
Indonesiërs zijn altijd erg gevoelig als het gaat over hun territorium. Toen het Internationaal Gerechtshof in Den Haag in december 2002 de Maleisische soevereiniteit over de eilanden Sipadan en Ligitan erkende, werd het Indonesische publiek zeer boos en schreeuwde het luid “NKRI harga mati”, wat zoiets betekent als “Eenheidsstaat tot de dood”. Dit besluit werd ervaren als een grote bedreiging voor de territoriale integriteit van Indonesië. Daarvoor werd in september 1999 ook al hard geschreeuwd, toen 78,5% van Oost-Timorese bevolking ervoor koos om Indonesië te verlaten. Ook de regering wordt vanuit deze nationalistische sentimenten vaak bekritiseerd. Zo was er recent veel kritiek op president Joko Widodo vanwege de hoge buitenlandse schuld van Indonesië en daarmee de groeiende afhankelijkheid van het buitenland.
De invloed van vreemde talen wordt echter nooit bekritiseerd. Vandaag de dag zijn er steeds meer Indonesiërs die hun taal met het Engels mengen. Gewone mensen doen dat, maar zeker ook hoogwaardigheidsbekleders. Hier zien we een tegenstrijdigheid: op het gebied van hun territorium zijn Indonesiërs erg, zelfs fanatiek nationalistisch, maar op taalgebied zijn ze erg gulzig met het opnemen van woorden uit vreemde talen. Plotsklaps verdwijnt dan hun fanatieke nationalisme. Het moge duidelijk zijn dat Indonesiërs niet de behoefte hebben om voor hun eigen taal te strijden.
Zo zijn we weer helemaal terug bij het begin van dit artikel. De vraag is of de verengelsing nog een halt is toe te roepen. Zal ooit nog het besef doorbreken dat er te veel Engelse woorden in het Indonesisch wonen? Of zal de nationale taal dan al lang Indoglish geworden zijn? Ik hoop dat nooit mee te hoeven maken.
Referentie:
- Benedict Anderson (interview met Anil Ramdas)
- Kees Groeneboer (1993), Weg tot het westen, het Nederlands voor Indië 1600-1950, Leiden: KITLV Uitgeverij.
Denk jij dat het Nederlands in Indonesië nig te redden valt als taalkundig erfgoed van Indonesië?
Zo gezegd, valt het tij nog te keren? Er lijkt namelijk wel belangstelling voor het Nederlands te leven onder jonge Indonesiërs. Laatst kwam er een Indonesiër via internet bij mij die het Nederlands wou leren.