“Siap, siap-siaga en bersiap-siap een Indonesisch perspektief” door Joss Wibisono

Bijdrage aan 11e editie Indië Lezing »Dekolonisatieoorlog in de actualiteit« georganiseerd door Stichting 4 en 5 mei Comité Amsterdam Zuidoost en het Indisch Herinneringscentrum. Gehouden in OBA, Openbare Bibliotheek Amsterdam, op zaterdag 19 maart 2022.

Dames en heren, mijn taak vanmiddag is commentaar te leveren op de onderzoeksresultaten als een Indonesiër. Laat ik vooropstellen dat ik het over het algemeen eens ben met de onderzoeksresultaten. Het geweld aan het begin van de Indonesische revolutie vond over en weer plaats en trof niet alleen één bepaalde etnische groep. Elke bevolkingsgroep kon het slachtoffer worden. Ook de daders waren afkomstig uit verschillende groepen. In het boek Over de grens op pagina 173 staat dat Japanners, Britten en Nederlanders bijdroegen aan de dynamiek van de gebeurtenissen door de inzet van geweld tegen Indonesische burgers.

Mijn opmerkingen zullen deze conclusie niet in twijfel trekken, maar zullen zich concentreren op aspecten waarvan ik denk dat ze in Indonesië nu nog terug te vinden zijn. Ik zal ook proberen enkele voorbeelden te geven die de conclusie versterken maar niet te lezen zijn in de onderzoeksresultaten zoals weergegeven in het boek Over de grens.

Bersiap, siap, siap siaga en bersiap-siap

De onderzoekers stellen dat Bersiap een Indonesisch woord is, maar aan de andere kant wordt ook gesteld dat tot 2012 (lees 67 jaar later) Bersiap in Indonesië een vrijwel onbekend begrip was. De voorbeelden over een eventuele ‘nieuwe Bersiap’ of ‘tweede Bersiap’ komen uitsluitend uit Nederlandse kranten (voetnoot 129). Als een Indonesiër kan ik zeggen dat het woord Bersiap inderdaad geen gangbaar Indonesisch woord is. Het kan zijn dat dit woord uit het verleden stamt, maar tegenwoordig zeggen we siap (betekent gereed staan), siap siaga (alarmeren), bersiap-siap (klaar maken), en dus niet bersiap.

Het begrip Bersiap ontstond in Nederland, binnen de Indische gemeenschap en werd gekoppeld aan het geweld dat in Indonesië losbarstte kort na de proclamatie van 17 augustus 1945. Als in Indonesië het woord zelf niet echt gangbaar is, wordt het al helemaal niet gekoppeld aan het geweld dat plaatsvond na het uitroepen van de Republiek Indonesië. En inderdaad de woorden siap, siap siaga, of bersiap-siap hebben niets te maken met geweld. Wat heeft het klaar maken voor de onafhankelijkheid nu te maken met geweld, hoor ik een mede Indonesiër zich afvragen.

Idroes: Soerabaja

Dat in Indonesië het woord Bersiap niet gangbaar is, wil niet zeggen dat Indonesiërs onwetend zijn over de periode van geweld die plaatsvond na de proclamatie van 17 augustus 1945. De schrijver Idroes publiceerde al in 1948 zijn verhaal Soerabaja. Met een cynische ondertoon, een betrekkelijke nieuwe schrijfstijl in het Indonesisch, beschrijft de uit Minangkabau in West-Sumatra afkomstige schrijver Idroes nauwkeurig in negen korte verhalen de gebeurtenissen in Soerabaja na het vlagincident bij het Yamato hotel, dat in de Nederlandse tijd bekend stond als het Oranjehotel. Hij spaarde niemand, ook niet de Indonesische jeugd die tegen de Nederlanders en geallieerde vochten. Een mooie jonge Javaanse vrouw werd gearresteerd omdat ze een witte jurk draagt met rode sjerp en blauwe schoenen. Rood wit blauw is natuurlijk ook de kleur van Nederlandse vlag, zou deze jonge dame geen Nederlandse spion zijn? De vrouw wordt gemarteld totdat ze flauwvalt. Pas dan ontdekt men dat ze zwarte schoenen draagt. Hoewel de vrouw de jonge mensen die haar martelden vergeeft, schrijft Idroes dat deze pemoeda’s bestraft moesten worden.

Banu: vaarwel Indië

Een andere en meer recente schrijver, Iksaka Banu, laat zich ook inspireren door het geweld dat zich in Batavia/Jakarta afspeelde aan het begin van de Indonesische revolutie. In 2012 publiceerde Banu zijn verhaal ‘Selamat tinggal Hindia’ (Vaarwel Indië), in 2014 opgenomen in zijn verhalenbundel Semua untuk Hindia (Alles voor Indië) over lotgevallen van Nederlanders en Indische Nederlanders na de Japanse capitulatie. Terwijl Idroes met voornamelijk Indonesische karakters kwam, voert Banu Nederlandse karakters op. Niet zomaar een Nederlander, maar een Nederlander die een onafhankelijk Indonesië een warm hart toedraagt. Geertje, oftewel Maria Geertruida Welwillend, de hoofdpersoon van het verhaal, was ook bekend als ‘gordel van smaragd’ of ‘iboe pertiwi’ in haar werk als Indonesische spion. Het is weliswaar vaarwel Indië maar voor haar is het ook welkom Indonesië. Banu is zeker kritisch tegenover de pemoeda’s die volgens hem ‘de grens tussen strijd en slecht handelen uit het oog verloren’.

Nogmaals, het woord Bersiap is niet gangbaar in Indonesië, terwijl het geweld na het uitroepen van een Indonesia merdeka (onafhankelijk Indonesië) niet alleen te vinden is in de Indonesische historiografie maar ook in de Indonesische fictie. Zowel Idroes als Banu hanteren het woord Bersiap niet. Idroes gebruikte het woord gedor, en Banu hanteert geen specifieke terminologie.

Bersiap is dus niet de enige term. In Indonesië kent men andere termen om dit geweld aan te duiden. Behalve gedor, of gedoran zijn er ook nog ngeli en dombreng, zoals eerder door Onno Sinke is genoemd. Deze verschillende terminologie is tevens te zien op de Revolusi! tentoonstelling in het Rijksmuseum. Wat zegt het dat er verschillende terminologieën gebruikt worden? Het zegt volgens mij dat het geweld door de verschillende bevolkingsgroepen ervaren is, en niet alleen door de Nederlandse en Indische gemeenschap.

Bamboe roentjing

Een ander punt dat ik graag van commentaar wil voorzien betreft de bamboe roentjing oftewel bamboesperen. In het hoofdstuk ‘Haat tegen vreemde elementen en hun medeplichtigen’, op pagina 140 van het boek Over de grens, lezen we: ‘De bamboe roentjing maar ook messen, dolken en krissen werden als wapen gebruikt in de vroegste een zeer gewelddadige fase van de Indonesische revolutie.’ Op zich is het een juiste constatering, dat tijdens de gewelddadige periode bamboe roentjing, messen, dolken en krissen werden gebruikt. Maar in het boek lezen we ook dat de graven van Indonesische vrijheidsstrijders (pedjoeang) zijn voorzien van een vlaggenstok die de vorm heeft als een bamboespeer met een scherpe punt en die soms rood is geverfd, als het waren de speer doordrenkt met het bloed van de vijand. Hier zeggen de auteurs dat pedjoeang ook geweldplegers zijn aan het begin van de Indonesische revolutie. Maar is het wel zo?

Het woord pedjoeang of strijder is meer van toepassing op de Indonesische jeugd die met minimale bewapening ten strijde trokken tegen de Nederlandse troepen. Pedjoeang is met andere woorden meer gangbaar voor slachtoffer van het Nederlands geweld. Het begrip bamboe roentjing is gebruikt om aan te duiden hoe eenvoudig of primitief Indonesische wapens waren ten opzichte van de moderne Nederlandse bewapening. Bamboe roentjing is misschien voor Nederlandse begrippen een symbool van Indonesische daderschap aan het begin van de Indonesische revolutie, maar voor Indonesië is bamboe roentjing juist symbool van slachtofferschap tegenover Nederlandse moderne geweren. In zijn verhaal Soerabaja beschreef Idroes dat de jeugd met bamboe speren (tombak bamboe) gewone tanks in beslag konden nemen. Maar de reuze tanks, met een lengte van, zo schreef hij, 20 meter, die samen optrokken met gevechtsvliegtuigen, waren de oorzaak van hun verlies. Voor Nederland is bamboe roentjing belangrijk aan het begin van de Indonesische revolutie (als bewijs van Indonesische wreedheid) maar voor Indonesië is bamboe roentjing belangrijk voor het latere verloop van de revolutie toen Nederlandse troepen kwamen om militaire agressie te plegen. De Indonesische jeugd trok toen ten strijde met bamboe speren, terwijl Nederlandse troepen over moderne wapens beschikten. Zij die toen omkwamen noemen we pedjoeang.

Dit verschil van slachtoffers en daders kan alleen worden waargenomen door de chronologie goed in acht te nemen. En ik hoef hier toch niet te benadrukken hoe belangrijk chronologie is in de geschiedenis. Geschiedenis is chronologie. Als we het over de Indonesische daderschap hebben dan moeten we het over het geweld aan het begin van de Indonesische revolutie hebben, en niet over het geweld waarbij Indonesiërs slachtoffers waren van moderne Nederlandse wapens toen de Nederlandse troepen eenmaal aanwezig waren in de archipel.

Vandaag de dag staat bamboe roentjing als monument in het centrum van Soerabaja. De reden hiervoor is natuurlijk omdat bamboe roentjing Indonesische slachtofferschap en heldhaftigheid symboliseert. Er komt vast een moment in de toekomst dat een verklaring wordt toegevoegd bij het monument, dat onschuldige Nederlandse en Indische vrouwen en kinderen ook slachtoffers waren van bamboe roentjing.

Djago: criminele gelegenheidsmotieven

Toegegeven, het fenomeen djago is ook in het hoofdstuk behandeld, zij het heel kort. Hier is sprake van criminele gelegenheidsmotieven voor geweld, zowel collectief als individueel. Djago is beter geschikt om de dader van dit geweld te labelen dan pedjoeang. Behalve djago, in noord Midden-Java, rondom Pekalongan, kent men het fenomeen lenggaong. Volgens de Australische historicus Anton Lucas, speelde lenggaong een belangrijke rol in de massa-acties tegen, zo niet het vermoorden van leden van het Indonesische bestuursapparaat na het uitroepen van de Republiek Indonesië. Lucas deed onderzoek naar verschillende belangrijke figuren van lenggaong in Pekalongan en omstreken.

Aan de Indonesische daders van geweld wordt in het onderzoek veel aandacht besteed. Maar in de beginfase van de Indonesische revolutie werd geweld niet uitsluitend door Indonesiërs gebruikt. Op pagina 151 lezen we dat Nederlandse strijdgroepen in Batavia/Jakarta wraak namen op Indonesische burgers. Dit is een summier voorbeeld van het Nederlands geweld, graag zou ik een ander voorbeeld willen toevoegen. Niet uit eigen onderzoek, maar uit onderzoek van de Amerikaanse historicus William Frederick.

Twijfelachtige loyaliteit

Op pagina 163 van het boek Over de grens, lezen we de naam Zainul Sabarudin. Als militieleider verwierf Sabarudin binnen enkele weken een reputatie van sadisme en bloeddorst. William Frederick ontdekt dat Sabarudin een Indische chauffeur had. Hij stond bekend onder zijn Indonesische naam Usman, en net als zijn baas, deed Usman ook mee in de moorden in Patjet, Oost-Java, waar Sabarudin huis hield. Usman was niet de enige die vrolijk meedeed aan de moorden, er was nog een andere Indische man, die bekend stond onder zijn Indonesische naam Benu maar blond haar had. De historicus Frederick onthult alleen de initialen van hun namen, Usman, de chauffeur heette LCE en Benu KP. Om het verhaal nog ingewikkelder te maken, was er ook nog een Indonesiër, de zoon van een chauffeur, die werkte voor een Nederlandse familie. Hij stond bekend met de naam van zijn vaders werkgever, maar deed mee aan moorden. Er is een massagraaf ontdekt in Patjet, het bevat 77 slachtoffers, waarvan 47 Indonesiërs waren. Sabarudin’s slachtoffers waren dus niet alleen Nederlanders of Indische Nederlanders, maar ook zijn eigen Indonesische volk.

Hier zien we, zoals de auteurs ook benadrukken, hoe fluïde de positie van slachtoffers en daders zijn. Nederlanders en Indische Nederlanders waren niet alleen slachtoffers van het geweld aan het begin van de Indonesische revolutie, ze waren ook daders. Zo ook Indonesiërs. Hier speelt ras dus een ondergeschikte rol. Het gaat meer over loyaliteit. Moorden werden niet zozeer begaan vanwege ras of etniciteit, maar meer vanwege twijfelachtige loyaliteit. Als men halsstarrig blijft volhouden dat deze moorden racistische motieven hadden, dan mikt men ongetwijfeld op het Genocide Verdrag van de VN. Er zijn mensen die het extreem geweld aan het begin van de Indonesische revolutie als genocide willen bestempelen, zoals de Holocaust tegen de Joden. Maar dan moeten zij eerst met bewijs komen dat alleen Nederlanders en Indische Nederlanders slachtoffers waren, terwijl het overduidelijk is dat ook andere bevolkingsgroepen slachtoffers waren. En dan moet er ook nog een bevel tot moord worden gevonden, zoiets als de Wannsee conferentie waar de nazi’s besloten tot de Endlösung, de vernietiging van de Joden. De onderzoekers hebben echter geschreven dat ze geen bewijs hebben gevonden voor een centraal bevel om tot moorden over te gaan.

Tot slot nog even dit. Toen in 2016 het kabinet tot dit grootschalig onderzoek besloot zei premier Rutte dat zijn voorwaarde om in te stemmen met dit onderzoek is dat wat hij ‘Indonesisch geweld’ noemde ook zou worden onderzocht. En nu ligt het onderzoek van de Nederlandse onderzoeker er. Nu hoop ik dat ook de Indonesische historici het Indonesisch geweld zullen gaan onderzoeken. Een vrij en onafhankelijk onderzoek, zonder opdracht van de politiek. Waarom? Omdat de Indonesische bronnen veel te weinig zijn gebruikt in dit onderzoek.

Tinggalkan komentar

Situs ini menggunakan Akismet untuk mengurangi spam. Pelajari bagaimana data komentar Anda diproses.